Biodiversiteitskaart Weerter en Budelerbergen e.o.
Gebiedskenmerken
- Oppervlakte: 896ha
- Functie: natuurgebied
- Bodem: zand
- Overige: in beheer bij defensie en Natuurmonumenten, Natura2000, NNN, goudgroene natuurzone
Het Landschap
Het landschap ken een afwisseling van bossen, heiden, stuif-zandgebieden en natte delen met vennen. De Weerter en Budelerbergen liggen op een zandrug.
Het gebied heeft een rijke historie. In het zuidelijke deel zijn meerdere grafheuvels te vinden en is er een urnenveld. De grafheuvels zijn gebouwd in de late Bronstijd.
Dit gebied bestaat uit een natuurgebied van deel uitmaakt van een Limburgs en een Noord-Brabants deel. Het gebied is aangewezen als een Natura 2000 gebied. Daarmee valt het onder de Europese bescherming van habitats en soorten. Naast de functie als natuurgebied is een deel ook in gebruik als militair oefenterrein. De aanwezigheid van een militair oefenterrein en stuifzanden maakt het tot een zeer dynamisch gebied.
In 2014 is er in het noorden van het gebied een ecoduct gebouwd die loopt over de snelweg A2 en de spoorlijn. Middels het ecoduct wordt dit gebied verbonden met het Weerterbos.
Natje en droogje
De Weerter en Budelerbergen heeft een gradiënt van droge bossen, droge heide en stuifzanden naar nattere delen met vochtige heide en vennen. Het gebied is aangewezen als Natura 2000-gebied en heeft een belangrijke doelstelling als broedgebied van populaties nachtzwaluw, boomleeuwerik en roodborsttapuit.
De droge delen worden gekenmerkt door bossen met grove dennen, heide met struikheide en pijpenstrootje en stuifzanden met buntgras. Deze variatie zorgt ervoor dat de hierboven genoemde soorten juist hier voorkomen. Van nature blijven stuifzanden niet open. Buntgras is een grassoort die zich als eerste vestigt op kale zandbodems. Het buntgras voorkomt dat het zand verder verstuift. Waar het zand niet meer verstuift treedt na lange tijd bodemvorming plaats, waardoor er weer andere planten kunnen groeien. Dit proces neemt vele jaren in beslag. In het gebied is de wens juist om de pioniersfase en het open zand in stand te houden.
Op stuifzanden bestaat de begroeiing voornamelijk uit korstmossen. In een goed ontwikkelde korstmosvegetatie kunnen tegenwoordig nog circa 25 verschillende soorten voorkomen. Dit wordt in de meeste gebieden niet meer gehaald. In de Weerter en Budelerbergen komen nog bijzondere soorten voor, zoals slank- en stuifzandbekertje en dove- en rode heidelucifer.
Dat de stuifzanden open blijven is goed nieuws voor de zilveren zandbij. De zilveren zandbij is een zeldzame bijensoort die nestelen in het losse zand langs de bosranden. Een grote zeldzaamheid is de kleine sachembij. Deze bijensoort was tot een aantal jaar geleden als verdwenen beschouwd maar is onlangs in de buurt van het ecoduct herontdekt.
Zo zijn er nog een tal van soorten die profiteren van het stuifzand zoals het knopsprietje en zandloopkevers als de bastaardzandloopkever, boszandloopkever en bastaard zandloopkever. Voor deze soorten kan het niet heet genoeg zijn aan de voeten.
De heide vormt een habitat voor een tal van specialisten. Regelmatig geeft de naamgeving van de soort al wat weg. Voorbeelden hiervan zijn de heidesabelsprinkaan, heivlinder en heidewespbij.
Waar de droge heide overgaat in vochtige heide veranderd de soortensamenstelling in planten naar gewone dopheide, klokjesgentiaan en wilde gagel. Hier in een iets vochtiger leefgebied voelt de levendbarende hagedis zich thuis. Ook is hier de gouden sprinkhaan waargenomen. De gouden sprinkhaan voelt zich thuis tussen halfhoge begroeiing met veenpluis en galigaan.
Een Natura 2000 doelstelling is het uitbreiden en verbeteren van de zwakgebufferde vennen in het gebied. De vennen vormen een belangrijk habitat voor de kamsalamander. De kamsalamander is in tegenstelling tot de Alpenwatersalamander, de hier ook leeft, zeer kritisch. De kamsalamander komt voor in voedselrijke poelen met een goed ontwikkelde water- en oevervegetatie. De eieren van de kamsalamander worden opgevouwen in bladeren van waterplanten.
Er zijn in de nattere delen van het gebied maar liefst 50 libellensoorten waargenomen. De gevlekte witsnuitlibel is een zeldzame libellensoort die ook profiteert van de juiste waterkwaliteit. Wanneer de vennen te zuur of de voedselrijk worden, verdwijnt de soort.
Stuivertje wisselen
In het gebied komen twee soorten voor uit de familie klauwieren. Het gaat hier over de klapekster en de grauwe klauwier. Hoewel de klauwieren behoren tot de zangvogels blijken het echte rovers te zijn. Met hun zwarte gezichtsmasker en scherpe haaksnavel vangen ze allerlei insecten, reptielen en zelfs kleine zoogdieren. Om niet zonder eten te komen leggen ze een voedselvoorraad aan. Dit gebeurt op een opmerkelijke wijze, door hun prooi te spiesen aan stekels van planten of prikkeldraad.
De grauwe klauwier en klapekster maken gebruik van hetzelfde leefgebied, maar doen aan stuivertje wisselen. Rond de tijd dat de grauwe klauwier in najaar naar het zuiden vliegt om te overwinteren komt de klapekster vanuit Scandinavië naar Weerter en Budelerbergen. Zo heb je zomer- en wintergasten.
Bijzondere gasten
In het gehele gebied zijn er in totaal 1.272 soorten waargenomen. De waarnemingen zijn gedaan door onder andere ecologen, specialisten van Limburg landschap en natuurliefhebbers. Onder de laatste groep vallen ook de vogelaars. Vanwege de diversiteit van het gebied, de omvang en de aanwezige vogelaars worden er nog wel eens waarnemingen gedaan van zeldzame gasten, zoals de cirlgors, sperwergrasmus of slangenarend.
Bijzondere gasten zijn er genoeg in het gebied. Wat te denken van de knoflookpad. Deze paddensoort komt maar op een paar plekken in Nederland voor. Overdag houdt de soort zich schuil onder de grond. De knoflookpad graaft zich alleen in vrij los zand in. Vandaar dat ze ook worden gezien op zandruggen.
Een soortgroep waar veel verscheidenheid van is aangetroffen zijn de vaatplanten. Er zijn alleen al meer dan dertig soorten van de Rode Lijst van bedreigde planten aangetroffen.
In de bossen vinden we de soorten die goed tegen schaduw kunnen, zoals de blauwe bosbes en de bospaardenstaart.
De nattere terreindelen kennen een geheel andere soortensamenstelling. Rond de vennen vinden we moeraswolfsklauw. Belangrijk in het gebied zijn de moerassige delen. In het kader van Natura 2000 zijn hier de begroeiingen met galigaan en wilde gagel van belang.
Op de stuifzanden heiden zijn soorten te vinden die met weinig voedsel en water om kunnen gaan, zoals buntgras, zandblauwtje en muizenoor.
Tot slot is binnen de bossen de aanwezigheid van schimmels belangrijk voor het afbreken van hout en het beschikbaar maken ervan voor de rest van de kringloop. Er zijn veel paddenstoelen van de Rode Lijst aangetroffen.
1272 Waargenomen soorten
(zoals bekend in Nationale Databank Flora en Fauna)
Vogels (180) waargenomen
- Blauwborst
- Boomleeuwerik
- Draaihals
- Houtsnip
- Geelgors
Vleermuizen (1 waargenomen)
- Gewone dwergvleermuis
Zoogdieren (16 waargenomen)
- Bosmuis
- Dwergmuis
- Edelhert
- Eekhoorn
- Egel
Reptielen, Amfibieën & Vissen (18 waargenomen)
- Alpenwater-salamander
- Bastaardkikker
- Bruine kikker
- Gewone pad
- Heikikker
Dagvlinders (35 waargenomen)
- Bont dikkopje
- Bont zandoogje
- Eikenpage
- Groot dikkopje
Grote weerschijnvlinder
Libellen (50 waargenomen)
- Bandheidelibel
- Bosbeekjuffer
- Bruinrode heidelibel
- Gaffelwaterjuffer
Overige ongewervelden (409 waargenomen)
- Blauwe erstbij
- Boszandloopkever
- Veldkrekel
- Gouden sprinkhaan
- Groen zandloopkever
Vaatplanten (409 waargenomen)
- Blauwe bosbes
- Bochtige smele
- Drijvend fonteinkruid
- Galigaan
- Gewone dophei
Overige (154 waargenomen)
- Dennenslijmkop
- Dove heidelucifer
- Eikentrilzwam
- Fijn bekermos
- Geoord veenmos
- De knelpunten die zich voordoen in dit gebied bestrijken thema's die in veel natuurgebieden terug komen. Deze zijn terug te vinden in de gebiedsanalyse van het Natura 2000-gebied. Grofweg zijn het verzuring, vermesting en verdroging. Verzuring wordt voornamelijk veroorzaakt door stikstofdepositie. Het neerdalen van stikstof leidt tot een chemische reactie met als gevolg dat de bodem verzuurd. Dit leidt vervolgens weer tot een verzuurd habitat waardoor soorten verdwijnen. Vermesting wordt veroorzaakt door landbouw. De voedingstoffen die met vermesting worden toegevoegd aan het land komen terecht in het grondwater. Wanneer dit grondwater terecht komt in een natuurgebied heeft dit een verrijkend effect. De voedselrijkdom neemt toe waardoor de typische soorten verdwijnen. Verdroging is een toenemend probleem. Het klimaat veranderd en perioden worden droger waardoor de grondwaterstand zakt. Soorten die vochtminnend zijn nemen hierdoor af.
- Daarnaast stimuleert stikstofdepositie de ontwikkeling van grijs kronkelsteeltje waardoor het stuifzand wordt vastgelegd en de zeldzame korstmosvegetaties worden verdrongen.
- Een ander knelpunt zijn barrières die het gebied doorkuizen. Zoals het spoorlijn, het kanaal en de Kanaalweg die het gebied in het zuiden afsnijden van bijvoorbeeld de Kettingdijk en Kruispeel.
- Ook is er sprake van oprukkende industrie waardoor kostbare habitat verloren gaat.
Voor het gebied is een beheerplan opgesteld, waarin wordt vermeld op welke wijze de specifieke doelen voor habitats en soorten behaald kunnen worden.
De “Weerter-soort” van het gebied is de kleine sachembij. Deze soort is gekozen als vertegenwoordiger omdat dit deelgebied het optimale leefgebied vormt. Net als alle anders soorten heeft de kleine sachembij behoefte aan voedsel, voorplantingsplekken, veilige plekken om te rusten, vocht en verbindingen tussen de verschillende delen van het leefgebied. Als het goed gaat met de ambassadeur kunnen veel andere soorten meeliften op zijn succes.
- Voortplanting: nesten van de soort zijn te vinden in de grond, vooral in zandige milieus. Maak steilranden van afgegraven zand door dit uit te spreiden over de bodem. In het zand kan de kleine sachembij vervolgens nestelen.
- Voedsel: de kleine sachembij bezoek graag verschillende bloemen. Een diversiteit aan drachtplanten (belangrijke planten met nectar en stuifmeel) zorgt voor voldoende voedsel. Volgens bijenhelpdesk: onder andere echt bitterkruid, gewone ossentong, gewoon biggenkruid, grote kattenstaart en valse salie.
- Verbinding: door de natuur heen vindt de kleine sachembij zijn weg tussen leefgebieden. Het voorjaarsmaaien is niet bevorderlijk voor de kleine sachembij. Stel bij bepaalde plekken, bijvoorbeeld langs randen van beplantingen het maaien uit tot circa half mei of later.
De soorten die voor hun nestlocaties helemaal afhankelijk zijn van plekken onder de dakpannen of in spouwmuren verdienen onze aandacht. Ze zijn extra kwetsbaar op het moment dat we huizen renoveren of slopen. Een manier om deze soorten actief te beschermen is een Soortenmanagementplan (SMP). In dit deelgebied de volgende soorten relevant, om middels gebiedsgerichte maatregelen te beschermen:
- Huismus, niet geschikt
- Gierzwaluw, niet geschikt
- Dwergvleermuis, niet geschikt
- Laatvlieger, niet geschikt
Ben je benieuwd wat er op dit moment aan soorten wordt gezien?
Neem eens een kijkje op www.waarneming.nl. Hier vullen vrijwilligers hun waargenomen soorten in. Steeds meer mensen voeren in wat ze hebben gezien. Op die manier leren we welke soorten voor kunnen komen. Deze kennis vormt een basis voor bescherming van de biodiversiteit. Wil je zelf een bijdrage leveren of soorten leren kennen? Dan is er een app voor op je telefoon die aan de hand van foto's kan herkennen welke soort je hebt gezien. Kijk op obsidentify app).