Logo 'Ons Duurzaam Weert'.

Biodiversiteitskaart Weert Zuid enkeerdgrond

Kaart gemeente Weert met aangegeven deelgebied. Bekijk deze foto groter.

Kaart gemeente Weert met aangegeven deelgebied.

Gebiedskenmerken

  • Oppervlakte: 508 ha
  • Functie: landbouw, bewoning
  • Bodem: zand
  • Overige: enkeerdgrond

Het Landschap

De bodem van dit gebied bestaat uit enkeerdgronden. Enkeerd-gronden waren in het verleden arme gronden waar slechts enkele vegetatiesoorten, zoals heide, op konden groeien. Door de samen-werking tussen de heidewortels en omliggende schimmels kan heide op zulke voedingsarme gronden overleven. Toen werd besloten dat deze gronden voor landbouw gebruikt gingen worden, moest de bodem eerst voedingsrijk gemaakt worden. Daarvoor werden in de potstal schapenkeutels gemengd met heidenplaggen. Deze voedingsrijke plaggen werden vervolgens over de voedingsarme gronden verspreid en zo ontstonden de vruchtbare enkeerdgronden. Tot op heden is deze ontstaans-geschiedenis in de bodem zichtbaar door de aanwezigheid van een donkere voedselrijke humuslaag van minimaal 50 cm dikte.

Over de jaren heen is het gebied Weert Zuid in gebruik geweest als landbouwgrond. Daardoor staan door het gebied heen vooral boerderijen. Doordat veel van de bebouwing en het landschap weinig is veranderd in de laatste decennia tot zelfs eeuwen, kent het gebied een bijzonder, historisch karakter en is het voor een deel zelfs aangewezen als beschermd dorpsgezicht.

Historische erfbewoners

Landbouwgronden en boerenerven vormen sinds mensenheugenis een leefgebied voor een breed scala aan planten- en diersoorten. Een typerende soort die op boerenerven voorkomt is de steenuil. Deze vogel voelt zich helemaal thuis in klein-schalige cultuurlandschappen. De kleinste uil van Nederland jaagt o.a. op weilanden, bij ruige bermen en langs takkenrillen. Zijn prooien zijn muizen, kevers en andere insecten. De soort is erg plaatsgebonden en heeft een klein leefgebied ter grootte van een boerderij en de omliggende perceeltjes. Daar broedt de steenuil van oor-sprong in de holtes van fruitbomen en knotwilgen, maar tegenwoordig ook vaak in nestkasten. Bomen en andere uitkijkposten, zoals paaltjes, zijn essentieel voor de vogel om te jagen: vanaf zijn post vliegt hij korte afstanden om een prooi te vangen. 
Een andere roofvogel van de Rode Lijst die typerend is voor het buitengebied is de torenvalk. De torenvalk maakt zelf geen nest, maar gebruikt oude kraaiennesten of nestkasten om in te broeden. Deze soort jaagt op voornamelijk op kleine zoogdieren zoals woelmuizen, maar ook op grote insecten en weidevogelkuikens. Een ken-merkende eigenschap van de torenvalk is het 'bidden': de vogel lijkt stil te hangen in de lucht tijdens het vliegen, terwijl hij geconcentreerd een prooi in de gaten houdt. 

Op het boerenerf zijn vele vogels te zien, zoals de geelgors, spotvogel, zwarte roodstaart, huismus en boerenzwaluw. De geelgors en de spotvogel open boerenland met erf-beplanting, houtwallen en bosjes. De zwarte roodstaart, huismus en boerenzwaluw zijn daarentegen afhankelijk van bebouwing om te broeden, waarbij nissen, openingen in de muren, ruimtes achter de dakpannen en in de stallen worden gebruikt om een nest in te bouwen. 
Naast erfvogels zijn er ook typische 'boerenvlinders' in dit gebied te zien. De kleine parelmoervlinder leeft met name rond braakliggende akkergronden en legt zijn eitjes bij voorkeur op planten zoals het akkerviooltje. Het koevinkje is, zoals de naam al suggereert, te vinden rond ruige graslanden, waar zij haar eitjes afzet op diverse grassoorten. Maar ook gewassen als venkel en pastinaak worden veelvuldig bezocht door vlinders, zoals de kleurrijke koninginnenpage. En de grote brandnetels in de berm langs de weg zijn geliefd bij onder andere het landkaartje als waardplant.

Tussen de bomen en in de bosjes zijn regelmatig eekhoorns waargenomen. Deze boombewoners zoeken voornamelijk naar boomzaden als eikels en noten, maar ook bessen, bloem-knoppen en insecten worden gegeten. Eekhoorns verblijven in grote bolvormige nesten, oude kraaien- of eksternesten of boomholtes.

Ten slotte komen ook hazen en konijnen in het gebied voor. De haas wordt gezien als een typisch dier dat bij agrarisch land voorkomt. Langs de spoorlijn en de Koekoeksweg zijn ook konijnen waargenomen. Het voornaamste verschil in leefwijze tussen deze soorten is het feit dat konijnen holen graven en daardoor afhankelijk zijn van zandige gronden, en hazen niet. Hazen rusten in ondiepe holen, genaamd legers, en zijn voornamelijk aan te treffen in open graslanden en op akkers.

Een sloot aan mogelijkheden

Ondanks dat diverse sloten en poelen in het gebied liggen, zijn er relatief weinig amfibieën, vissen, libellen en waterplanten waargenomen. Dit kan te verklaren zijn doordat de oevers kort gemaaid worden en de sloten gebaggerd. Veel soorten vertrekken daardoor, omdat het leefgebied te karig is. Enkele algemene soorten vinden dat geen probleem en komen ook voor in kale wateren, zoals de vuurlibel. De zeldzame zuidelijke keizerlibel is echter sterk afhankelijk van goed ontwikkelde oevervegetatie. Ook de niet zo kieskeurige alpenwatersalamander heeft wel een bepaalde mate van water- of oevervegetatie nodig voor zijn voortplanting, omdat de eitjes worden afgezet tussen opgevouwen bladeren van waterplanten of onder een dichte bladlaag op de bodem. Over het algemeen profiteren veel meer soorten van een ecologisch oever- en watergangenbeleid, waarbij de vegetatie hoger kan groeien en er meer beschuttings- en voortplantingsmogelijkheden worden behouden.

De 'B' van bloembermen

Naast korte oevervegetaties zijn ook veel van de bermen in dit gebied strak en kort gemaaid. Ruigere bermen leiden niet alleen tot de bloei van planten, maar ook tot de bloei van insectenpopulaties. Vlinders, hommels en bijen komen af op nectarrijke bloemen en eitjes van vlinders worden gelegd op specifieke planten, de waardplanten. Rupsen van vlinders zijn namelijk kieskeurig en eten alleen van 'hun' waardplanten.

Bloemrijke en ruige bermen zorgen voor een grotere diversiteit aan insecten, maar een ruigere en dichter begroeide berm zorgt ook voor meer beschutting voor zoogdieren als muizen. Als een domino-effect leidt dat dan weer tot een groter voedselaanbod voor roofvogels, zoals de steenuil en torenvalk, en insecteneters, zoals de gras-pieper en boerenzwaluw. 

Strakke, kale begroeiing is niet alleen bij bermen en oevers een probleem, maar ook bij de historische akkerlanden die dit gebied rijk is. Typerende soorten van rijke graslanden en akkers zijn bijvoorbeeld korenbloem, akker-boterbloem, groot spiegelklokje en wilde ridderspoor. Deze planten moeten wel de kans krijgen om te groeien. Door daarnaast meer variatie in vegetatietypes terug te brengen, zoals de aanplant van heggen en houtwallen, zal niet alleen het landschap en de bebouwing, maar ook de flora en fauna weer een bijzonder, historisch aangezicht bieden. Vogels waar het niet goed mee gaat, zoals de patrijs en de geelgors, kunnen zo ook geholpen worden. 

## Waargenomen soorten

(zoals bekend in Nationale Databank Flora en Fauna)

Akkerviooltje (foto E. Witter). Alpenwatersalamander (foto iStock). Geelgors (foto E. Witter). kleineparelmoervlinder (foto E. Witter). Landschap (foto A.E. Wolma). RammelendeHazen (foto E. Witter). Steenuil (foto Pixabay).

(Klik op een afbeelding om deze groter te bekijken)

Vogels (68) waargenomen

  • Boerenzwaluw
  • Gekraagde roodstaart
  • Gele kwikstaart
  • Kneu
  • Ooievaar

Vleermuizen (0 waargenomen)

Zoogdieren (7 waargenomen)

  • Bever
  • Eekhoorn
  • Egel
  • Haas
  • Konijn

Reptielen, Amfibieën & Vissen (4 waargenomen)

  • Alpenwatersalamander
  • Bastaardkikker
  • Groene kikker
  • Kleine watersalamander

Dagvlinders (17 waargenomen)

  • Atalanta
  • Bont zandoogje
  • Boomblauwtje
  • Bruin zandoogje
  • Citroenvlinder

Libellen (14 waargenomen)

  • Azuurwaterjuffer
  • Gewone oeverlibel
  • Glassnijder
  • Grote keizerlibel
  • Platbuik

Overige ongewervelden (42 waargenomen)

  • Aardappelgalwesp
  • Grote fopwesp
  • Grote groene sabelsprinkhaan
  • Koolwants

Vaatplanten (151 waargenomen)

  • Adderwortel
  • Akkerviooltje
  • Bijvoet
  • Boerenwormkruid
  • Gele kamille

Overige (3 waargenomen)

  • Echte tonderzwam
  • Gewoon krulmos
  • Prachtvlamhoed

  • Door een te streng maaibeleid en monoculturen komt de biodiversiteit in het gebied in gedrang. Hierdoor bestaat de kans dat de reeds aanwezige plaagsoorten dominant worden en inheemse planten- en dierensoorten verdringen. Door de biodiversiteit te stimuleren neemt de veerkracht van het gebied toe en kunnen plaagsoorten niet de overhang krijgen. Maatregelen kunnen lokaal bij weilanden en bermen toegepast worden. Denk bijvoorbeeld aan het realiseren van kleinschalige landschaps-elementen zoals houtwallen en takkenstapels, of het ecologisch beheren van stroken groen.
  • De biodiversiteit kan worden verhoogd door delen van het gebied minder vaak te beheren, zoals de oevervegetaties, de watergangen en de bermen. Een verruigde berm heeft een grote meerwaarde voor de natuur. Ook een schrale, kale berm vormt een goede groeiplaats voor pionierssoorten. Om het aanbod aan bloemen te verhogen kunnen meer inheemse bloemen en kruiden worden ingezaaid. 

  • Een ecologisch maaibeleid (bijvoorbeeld sinusmaaien) brengt een domino-effect teweeg. Door meer inheemse bloemrijke planten zullen meer vlinders en insecten op het boerenland voorkomen. Daardoor worden op hun beurt ook weer boerenlandvogels gestimuleerd doordat het voedselaanbod toeneemt.
  • Het positieve effect voor boerenlandvogels kan verder gestimuleerd worden door realiseren van beschutting door ruigere begroeiing en landschapsvariatie in de vorm van heggen en houtwallen.
  • Het leefgebied van de steenuil kan geoptimaliseerd worden door het plaatsen van weidepaaltjes en takken-rillen. Geïnteresseerde bewoners kunnen zich aansluiten bij de lokale steenuilenwerkgroep en een steenuilenkast in hun tuin ophangen.

De “Weerter-soort” van het gebied is de kleine parelmoervlinder. Deze soort is gekozen als vertegenwoordiger omdat dit deelgebied het optimale leefgebied vormt. Net als alle anders soorten heeft de kleine parelmoervlinder behoefte aan voedsel, voorplantingsplekken, veilige plekken om te rusten, vocht en verbindingen tussen de verschillende delen van het leefgebied. Als het goed gaat met de ambassadeur kunnen veel andere soorten meeliften op zijn succes.

  • Voedsel: de kleine parelmoervlinder heeft bloemen nodig om nectar te drinken als voedsel. Om een bloemenrijke vegetatie te creëren in het buitengebied, adviseert de vlinderstichting om meer braakliggende akkers of extensief beheerde graanakkers op zandgronden te realiseren.
  • Voortplanting: elke vlindersoort kent plantensoort(en) waar de rupsen goed op levengedijen (de waardplant). De waardplanten voor de kleine parelmoervlinder zijn diverse soorten viooltjes, waaronder akkerviooltje en driekleurig viooltje. Het verschralen van de bermen (maaien en afvoeren) langs de akkers in dit gebied zorgt voor betere groeiomstandigheden voor inheemse viooltjes.
  • Veiligheid: veel rupsen overleven niet door het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Juist rupsen die in en langs akkers leven, worden vaak belast met insecticiden. Advies is om geen of minder bestrijdingsmiddelen te gebruiken. Het hanteren van een zonering werkt ook positief door.

De soorten die voor hun nestlocaties helemaal afhankelijk zijn van plekken onder de dakpannen of in spouwmuren verdienen onze aandacht. Ze zijn extra kwetsbaar op het moment dat we huizen renoveren of slopen. Een manier om deze soorten actief te beschermen is een Soortenmanagementplan (SMP). In dit deelgebied de volgende soorten relevant, om middels gebiedsgerichte maatregelen te beschermen:

  • Huismus, geschikt
  • Gierzwaluw, geschikt
  • Dwergvleermuis, geschikt
  • Laatvlieger, geschikt

Ben je benieuwd wat er op dit moment aan soorten wordt gezien?

Neem eens een kijkje op www.waarneming.nl. Hier vullen vrijwilligers hun waargenomen soorten in. Steeds meer mensen voeren in wat ze hebben gezien. Op die manier leren we welke soorten voor kunnen komen. Deze kennis vormt een basis voor bescherming van de biodiversiteit. Wil je zelf een bijdrage leveren of soorten leren kennen? Dan is er een app voor op je telefoon die aan de hand van foto's kan herkennen welke soort je hebt gezien. Kijk op obsidentify app).

Logo van Econsultancy.

Cookiemelding Deze site gebruikt cookies. Info / uitzetten Deze site gebruikt cookies. Info / uitzetten