Logo 'Ons Duurzaam Weert'.

Biodiversiteitskaart Swartbroek e.o.

Kaart gemeente Weert met aangegeven deelgebied. Bekijk deze foto groter.

Kaart gemeente Weert met aangegeven deelgebied.

Gebiedskenmerken

  • Oppervlakte: 152,71 ha
  • Functie: bewoning
  • Bodem: zand
  • Overige: kerkdorp

Het Landschap

Swartbroek is een dorp gelegen aan de Leukerbeek dat in de late middeleeuwen is ontstaan en door de eeuwen heen veel veranderingen heeft doorgemaakt. De naam Swartbroek verklapt al voor een deel hoe het gebied er vroeger uitzag. “Swart” staat vermoedelijk voor de zwarte kleur van de bodem en “broek” voor de drassige omstandigheden. Het deelgebied is dan ook gelegen op hoge zwarte enkeerdgronden, omgeven door lager gelegen natte delen. Enkeerdgronden zijn ontstaan doordat mest van vee gemengd met heideplaggen zijn opgebracht, waardoor een vruchtbare bovenlaag om gewassen op te verbouwen ontstaat.

Vanwege de slecht begaanbare wegen en de moerasachtige omstandigheden was het een enorme reis om van Swartbroek naar de kerk in Weert te gaan. Vandaar dat rond 1600 Swartbroek een eigen kapel en rectorij heeft gekregen.

Het gebied omvat een divers landschap met zowel de bewoonde kern van Swartbroek als de weilanden en akkergronden met boerenerven in het buitengebied eromheen.

De diversiteit van het buitengebied

Bij een wandeling door het buitengebied van Swartbroek valt op hoe divers de omgeving is. Rondom Swartbroek zijn akkergronden, weilanden, hooilanden en particuliere weitjes met hobby vee te vinden. Niet alleen de mens maakt op verschillende manieren gebruik van deze gronden, ook dieren en planten hebben zo hun eigen gebruik bij ieder type.

De graslanden, bedoeld voor de veeteelt bestaan voornamelijk uit ingezaaid Engels raaigras. Het eiwitrijke gras is populair bij boeren doordat het veel voedingsstoffen bevat voor vee. Wat boeren minder fijn vinden is dat raaigras ook goed werkt voor ganzen die op doortrek zijn en zich willen opvetten. Voor andere wilde dier- en planten soorten biedt een veld Engels raaigras weinig tot niks aan voedsel of leefomgeving.

Hooilanden daarentegen vormen leefgebieden voor diverse soorten. Vanwege het beheer om hooiland te krijgen ontstaan er lange kruidige gewassen waar allerlei insecten in kunnen leven zoals de aspergevlieg, brilglasvleugelwants en de knoop-kruidschildwants. De bloemen van onder andere de pinksterbloem die in hooiland groeien vormen bronnen van nectar. Voor een vlindersoort als het oranjetipje is de pinksterbloem tevens de waardplant, een plant waarop eitjes worden afgezet.

Bij hooilanden worden verder ook regelmatig vlindersoorten waargenomen als het bruin zandoogje, oranje zandoogje en het koevinkje. Juist de halfschaduwrijke plekken die worden gecreëerd door de lanen en houtwallen rondom de hooilanden zorgen ervoor dat deze soorten zich hier willen vestigen. 

De insecten die zich in de hooilanden maar ook in de ruige bermen bevinden, vormen een voedselbron voor allerlei vogel-soorten. Ee soort die bij uitstek bij deze omstandigheden hoort is de patrijs. Deze vogel is, samen met veel andere akkervogelsoorten de laatste jaren enorm in aantallen achteruit gegaan. Dit komt onder andere door de opkomst van groot­schalige landbouw met zeer korte graslanden en grote percelen en weinig insecten.

Door houtwallen, bermen en lanen met “rommelige” boeren­erven te combineren ontstaat er een nog specifieker leefgebied waar bepaalde soorten goed kunnen leven. Bijvoorbeeld de steenmarter: oude schuurtjes, rommelhoekjes en takken stapels zijn ideale plekken voor de steenmarter om zich schuil te houden. De bermen en greppels vormen beschutte looproutes om van zijn rustplek naar een jachtgebied en terug te gaan.

De holenduif is een opportunist die op allerlei plekken met een paar takjes een nest kan maken. Het maakt de holenduif niet uit of het een oud gebouw, een hol of een boom is. Door deze flexi-biliteit weet hij op het boerenerf altijd wel een plekje te vinden.

Oude gebouwen, oude schuren en knoestige bomen zijn bij uitstek geschikt voor de steenuil om zijn nest in te maken. Boerenerven zijn extra geschikt voor steenuil als er een mooi hek om het land heen staat. Vanaf de paaltjes rondom grasland kan de steenuil alles overzien en jagen op allerlei prooien.

Soorten zoals de kerkuil worden een handje geholpen door de mens. Met speciale nestkasten kunnen ze in schuren broeden. Daarnaast helpt de kerkuil met het beperken van de aanwezige muizen op de akkerlanden. Dat is een mooie win-win situatie!

Wat hebben Swartbroek en Noord-Italië gemeen?

Wie de bruinkopdiksnavelmees ziet kan zich even wanen in Noord-Italië. Deze vogel is veelvoorkomend in Oost-Azië, maar leeft ook in een verwilderde populatie bij onze buren in Italië. Deze soort komt in Nederland eigenlijk niet voor. De bruinkop-diksnavelmezen die rondom Swartbroek voorkomen zijn allemaal nageslacht van vogels die uit een kooi of volière zijn ontsnapt. Een bijzonderheid is dat ook broedgevallen bekend zijn in Swartbroek!

Sinds de jaren negentig zit de bruinkopdiksnavelmees in Swartbroek, echter is hij lang ongezien gebleven. Rond 2012 is de vogel herontdekt door een oplettende waarnemer. De meeste waarnemingen worden gedaan op basis van het zachte fluitje van de bruinkopdiksnavelmees. De aantallen vogels waren over de jaren vrij stabiel. In de laatste jaren lijkt het erop dat de populatie langzaam aan het toenemen is.

Van tellen naar beschermen

In Swartbroek zijn meerdere tellingen uitgevoerd naar verschillende soortgroepen wat veel kennis geeft over het gebied en de soorten die erin leven.

Er zijn onder andere zoldertellingen naar vleermuizen uitgevoerd. Deze tellingen vinden plaats in de zomer. Daarbij wordt in de Sint-Corneliuskerk gezocht naar vleer-muizen. De Sint-Corneliuskerk blijkt een zeer geschikte rustplek voor soorten als de gewone grootoorvleermuis. Vanuit de kerktoren kunnen de vleermuizen via groene elementen als bomen langs lanen en singels richting het buitengebied vliegen om daar vervolgens te jagen op insecten. 

De vogelbescherming organiseert jaarlijks de nationale tuintellingen waarbij er gedurende een half uur wordt genoteerd welke vogelsoorten er de tuin komen bezoeken.

Uit de tuintellingen is gebleken dat Soorten als de huismus, merel, pimpel- en koolmees, ekster en houtduif veelvuldig worden gezien in de tuinen van Swartbroek.

Voor SOVON vogelonderzoek Nederland zijn gaan vrijwilligers op pad in Swartbroek die de aantallen vogelsoorten en broed-gevallen in kaart brengen. Doordat dit jaar in en uit gebeurt kunnen trendgegevens over langere perioden onderzocht worden. Deze kennis kan vervolgens worden ingezet om vogels en hun leefgebieden beter te beschermen.

175 Waargenomen soorten

(zoals bekend in Nationale Databank Flora en Fauna)

Bruinkopdiksnavelmees (foto Strinfixer.com). Gewone Grootoorvleermuis (foto E. Witter). Kievit (foto G.J. Assink). Koevinkje (foto G.J. Assink). Maaien (foto Istock). Patrijs (foto G.J. Assink). Swartbroek (foto Google Streetview).

(Klik op een afbeelding om deze groter te bekijken)

Vogels (85) waargenomen

  • Bruinkopdik-snavelmees
  • Ekster
  • Grasmus
  • Holenduif
  • Huismus

Vleermuizen (9 waargenomen)

  • Baardvleermuis / Brants vleermuis
  • Gewone dwergvleermuis
  • Gewone grootoorvleermuis

ogdieren (12 waargenomen)

  • Egel
  • Haas
  • Huisspitsmuis
  • Konijn
  • Mol

Reptielen, Amfibieën & Vissen (9 waargenomen)

  • Amerikaanse hondsvis
  • Blankvoorn
  • Bruine kikker
  • Gewone pad
  • Groene kikker

Dagvlinders (23 waargenomen)

  • Bruin blauwtje
  • Bruin zandoogje
  • Distelvlinder
  • Gehakkelde aurelia
  • Groot koolwitje

Libellen (4 waargenomen)

  • Azuurwaterjuffer
  • Heidelibel
  • Lantaarntje
  • Platbuik

Overige ongewervelden (44 waargenomen)

  • Aspergevlieg
  • Brilglasvleugelwant
  • Doffe donsrug
  • Gehoorde metselbij
  • Knoopkruidschild-wants

Vaatplanten (53 waargenomen)

  • Akkerhoornbloem
  • Akkerviooltje
  • Boerenwormkruid
  • Duizendblad
  • Engels raaigras

Overige (1 waargenomen)

  • Mahonieroest

  • De bermen en het openbaar groen in Swartbroek worden intensief beheerd en zijn daardoor kaal en kort. Voor de plaatselijke natuur biedt een strak onderhouden groen perkje geen leefgebied, omdat er geen voedsel, beschutting of andere voorzieningen zijn. Door het ontbreken van leefgebied is vanzelfsprekend de biodiversiteit in het centrum laag.
  • Hetzelfde geldt voor de landbouwpercelen. Als dit monotone, regelmatige gemaaide graslanden zijn zullen andere plantensoorten geen kans krijgen om te groeien.
  • De boerenerven zijn over het algemeen zeer netjes waardoor rommelige hoekjes verdwijnen. Juist deze elementen zijn enorm waardevol voor de biodiversiteit rondom het boerenerf, omdat kleine zoogdieren en vogels zich daarin kunnen verschuilen en kunnen rusten. Als boerenerven te netjes worden zullen de vogels en dieren ook vertrekken.

  • De bermen in de dorpskern bestaan voornamelijk uit korte grasvegetaties. Door ecologisch beheer toe te passen kunnen hier ruigten ontstaan met diverse bloemrijke planten en beschutting. Daardoor wordt meer leefgebied voor onder andere insecten, vogels en dieren gerealiseerd.
  • De landbouwpercelen bieden kansen voor het toepassen van ruige akkerranden. Aanwezige soorten als de patrijs profiteren hiervan en daarnaast ontstaat er een veilige verbindingsroute door het gebied voor allerlei vogels en dieren.
  • Door boerenerven niet te netjes te houden kunnen soorten beschutting vinden tussen de stenen- en houtstapels. Ook profiteren vele dieren en vogels van meer gevarieerd groen op het erf, als voedselbron, schuilplaats of nestplek.

De “Weerter-soort” van het gebied is de kievit. Deze soort is gekozen als vertegenwoordiger omdat dit deelgebied het optimale leefgebied vormt. Net als alle anders soorten heeft de kievit behoefte aan voedsel, voorplantingsplekken, veilige plekken om te rusten, vocht en verbindingen tussen de verschillende delen van het leefgebied. Als het goed gaat met de ambassadeur kunnen veel andere soorten meeliften op zijn succes.

  • Voortplanting: de kievit maakt nesten in lage vegetatie. Bij te hoge vegetatie is het al snel ongeschikt. Vogelbescherming adviseert: Leg kievitsplots aan op het land bij plas-drassige stukken, dit zijn niet-ingezaaide delen van minimaal 2 ha groot. Bij snelgroeiende gewassen is de vegetatie al snel te groot. Laat dit gebied vervolgens zoveel mogelijk met rust.
  • Veiligheid: kuikens van de kievit zijn snel slachtoffer tijdens werkzaamheden op het land. Maai niet in de periode april-juni, dit is kuikentijd. Als dit niet kan markeer de nesten met bijvoorbeeld een vlaggetje en maai aldus Vogelbescherming: minimaal 50m2 eromheen.
  • Vocht: de hoogste aantallen van de kievit zijn te vinden bij vochtige en open graslanden. Vernatting van een gebied kan bijvoorbeeld middels het afvlakken van slootkanten. Of met het opzetten van het slootwaterpeil door schotten te plaatsen of drainage-pijpen af te sluiten.

De soorten die voor hun nestlocaties helemaal afhankelijk zijn van plekken onder de dakpannen of in spouwmuren verdienen onze aandacht. Ze zijn extra kwetsbaar op het moment dat we huizen renoveren of slopen. Een manier om deze soorten actief te beschermen is een Soortenmanagementplan (SMP). In dit deelgebied de volgende soorten relevant, om middels gebiedsgerichte maatregelen te beschermen:

  • Huismus, geschikt: ja
  • Gierzwaluw, geschikt: ja
  • Dwergvleermuis, geschikt: ja
  • Laatvlieger, geschikt: ja

Ben je benieuwd wat er op dit moment aan soorten wordt gezien?

Neem eens een kijkje op www.waarneming.nl. Hier vullen vrijwilligers hun waargenomen soorten in. Steeds meer mensen voeren in wat ze hebben gezien. Op die manier leren we welke soorten voor kunnen komen. Deze kennis vormt een basis voor bescherming van de biodiversiteit. Wil je zelf een bijdrage leveren of soorten leren kennen? Dan is er een app voor op je telefoon die aan de hand van foto's kan herkennen welke soort je hebt gezien. Kijk op obsidentify app).

Logo van Econsultancy.

Cookiemelding Deze site gebruikt cookies. Info / uitzetten Deze site gebruikt cookies. Info / uitzetten