Biodiversiteitskaart Stramproy buitengebied
Gebiedskenmerken
- Oppervlakte: 857 ha
- Functie: landbouw, bewoning
- Bodem: fijn lemig zand
- Overige: zilvergroene natuurzone en bronsgroene landschapszone
Het Landschap
Rondom Stramproy liggen agrarische percelen die de kern Stramproy en natuurgebied het Areven omsluiten. In het Noorden loopt de Tungelroysebeek die in het oosten van dit deelgebied de zuidgrens van natuurgebied de Krang vormt. Hier grenzen de agrarische percelen aan een lager gelegen broekbos, genaamd "Laagbroek" dat onderdeel is van de Krang. Natuurgebieden Tungelerwallen en Stramprooierheide vallen buiten dit deelgebied.
Door eeuwenlange bewerking van het land zijn er enkeerdgronden ontstaan. Het zijn de oudste bouwlanden van het Nederlands cultuurlandschap die hun oorsprong hebben door toepassing van het 'potstalsysteem'.
Hierbij werden heideplaggen gestoken die dienden als strooisellaag in de stallen. Een combinatie van mest en plaggen en zand werd vervolgens op de akkers aangebracht als bemesting. Dit heeft geleid tot het verhogen van de akkers, soms wel met een meter aan donkerbruine, vruchtbare grond.
Rondom de kern Stramproy komen kampen- en veldenlandschappen voor, kleinschalig met laanstructuren en restanten van houtwallen. Deze bosjes en bomenrijen bestaan uit soorten als winterlinde, berk, zomereik, grove den en diverse soorten sparren.
Het belang van een divers landschap
In het buitengebied van Stramproy wordt hard gewerkt voor voedsel, en niet alleen door de boer. Met name de overgangsgebieden tussen open land en bosschages zijn interessant voor veel diersoorten. De open weilanden zijn van belang voor soorten als haas, konijn en ree, die grazen in het verse gras. Zij gebruiken de vegetatie met name als schuilgelegenheid. Haas, konijn en andere kleine knaagdieren staan weer op het menu van de vos, die in de schemer- en nacht het liefst jaagt in de overgangszones tussen de bos en akkerlanden. Vogels als buizerd en torenvalk kun je foeragerend waarnemen in de open weilanden en wegbermen. Met name wanneer het eerste gras gemaaid wordt bieden deze ideale gelegenheid voor zowel roofvogels als kraaiachtigen. Muizen en grote insecten zijn dan een gemakkelijke prooi. De buizerd komt tot broeden in de aangrenzend gelegen bosschages, bijvoorbeeld aan de Stramproyergrensweg en de Lochterstraat. De torenvalk vindt onder andere broedgelegenheid in speciaal voor de soort geplaatste kasten, zoals aan de Stramproyergrensweg.
Door de seizoenen heen zijn steeds andere vogels te vinden in het gebied. Een bijzondere trekvogel die nabij Stramproy broedt is de zomertortel. Ook deze soort profiteert van de akkers, weilanden en een gevarieerde kruidenvegetatie voor zaden en granen. De zomertortel is een voorbeeld van het huidige verlies aan biodiversiteit: sinds de jaren '80 van de vorige eeuw is de stand met 90% afgenomen. De vogel staat op het punt van uitsterven in Nederland.
De spotvogel is slechts drie maanden in ons land aanwezig. De soort heeft de voorkeur voor open boerenland met singels en erfbeplanting en doet zich graag tegoed aan insecten, bessen en fruit.
In het gebied zijn verder opvallend veel waarnemingen bekend van gele kwikstaart, een Rode Lijst soort. De gele kwikstaart heeft baat bij de grote diversiteit aan gewassen in het gebied. De soort wordt in het voorjaar en de zomer vaak foeragerend waargenomen in weilanden met schapen, koeien en paarden.
Overige vogels die kenmerkend zijn voor het gebied en zich ophouden in struwelen, singels, in schuren en op de boerenerven zijn ringmus, holenduif, boerenzwaluw en steenuil.
De steenuil is ook een typische soort van het agrarische buitengebied. Alleen in een gevarieerd landschap met houtwallen, heggen, jaarrond beweide terreinen en (fruit)bomen komt de steenuil nog voor. Als broedplaats maakt de steenuil gebruik van holten in bomen, nestkasten en hoekjes of nissen van de boerderijen en schuren binnen het gebied. De boerenzwaluw maakt zijn nestkommen ook in schuren en broedt het liefst onder één dak met vee.
Met name de blijvende (kruidenrijke) graslanden met een variatie aan soorten zijn ecologisch waardevol voor veel soorten. In totaal zijn 28 dagvlindersoorten waargenomen in het gebied, wat betekent dat meer dan de helft van de dagvlindersoorten die in Nederland voorkomen in het gebied zijn waargenomen (52%).
Al deze soorten geven aan dat het landschap nog elementen bevat die er voor zorgen dat er voedsel is te vinden, veilige plekken om te schuilen en verbindingen om zich veilig te verplaatsen. Met toenemende schaalvergroting, betere oogstmethodes en dergelijke verdwijnen langzamerhand deze randvoorwaarden voor het succes van de kritische soorten.
Het belang van diversiteit en maaibeheer…
In de gras-, wei- en hooilanden komen dagvlinders als bruin zandoogje, groot dikkopje, hooibeestje, koevinkje, oranje zandoogje, oranjetipje en zwartsprietdikkopje voor. De hoogste dichtheid aan deze soorten wordt aangetroffen in de natuurlijk beheerde graslanden in het gebied. Op deze graslanden worden geen maatregelen zoals bemesting, drainage of onkruidbestrijding toegepast, waardoor voedselgelegenheid voor onder andere dagvlinders en bijen gecreëerd wordt. Onder andere het groot dikkopje neemt recent in aantallen af. Een gefaseerd maaibeheer waarbij telkens vegetatie blijft staan, is van belang voor het bevorderen van het voorkomen van groot dikkopje, en andere dagvlinders die in het buitengebied leven.
In de intensief gebruikte akker- en weilanden zijn vrijwel geen waard- en nectarplanten aanwezig voor deze soorten. Wel zijn in de akkerranden en wegbermen (wanneer deze niet intensief gemaaid of omgeploegd worden) soorten aanwezig als korenbloem, akkerviooltje, duizendblad, gewoon biggenkruid, knoopkruid, jacobskruiskruid en wilde cichorei. Deze bloem- en kruidenrijke grasstroken zijn onmisbaar voor insecten.
… voor diverse ongewervelden
In deze bloem- en kruidenrijke bermen en akkerranden komen algemene en goed herkenbare vlinders voor, als landkaartje, kolibrievlinder, atalanta, citroenvlinder, dagpauwoog, koninginnenpage en verschillende soorten koolwitjes.
Een andere soort die nabij het gebied 'Laagbroek' gezien is, en afhankelijk is van een gefaseerd maaibeheer, is de gewone slobkousbij. Deze soort heeft zich gespecialiseerd op de in het gebied voorkomende plant grote wederik en verzamelt hiervan de pollen en plantaardige oliën. Daarnaast gebruiken de mannetjes van de gewone slobkousbij de grote wederik als slaapplaats. Een verkeerde timing van maaien (maaien rond eind mei/begin juni) vlak voor de bloei van de grote wederik zorgt voor een plaatselijke achteruitgang van de gewone slobkousbij.
Sprinkhanen zijn te vinden in de delen van het gebied waar gras afgewisseld wordt met kruidenrijke akkerranden. In het gebied zijn diverse soorten waargenomen: de boomsprinkhaan, grote groene sabelsprinkhaan, knopsprietje, gewoon spitskopje, krasser, ratelaar en zuidelijk spitskopje. Sprinkhanen laten hun aanwezigheid bij warm zomerweer goed horen én zijn met een beetje oefening te onderscheiden aan hun karakteristieke geluiden. Deze soorten profiteren van de verschraalde graslanden en verruigde akkerranden en wegbermen.
Een invasieve exoot die voor kan komen in intensief in intensief gebruikte akkerlanden is de coloradokever. De soort komt oorspronkelijk uit Noord-Amerika, en kent daardoor in Nederland geen natuurlijke vijanden. Aangezien chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt worden in deze akkerlanden, heeft de soort geen kans om tot een plaag uit te groeien. Echter heeft deze chemische bestrijding ook negatieve effecten op andere fauna en flora in het gebied.
385 Waargenomen soorten
(zoals bekend in Nationale Databank Flora en Fauna)
Vogels (100) waargenomen
- Boerenzwaluw
- Buizerd
- Fazant
- Gele kwikstaart
- Holenduif
Vleermuizen (2 waargenomen)
- Gewone dwergvleermuis
- Laatvlieger
Zoogdieren (13 waargenomen)
- Eekhoorn
- Egel
- Haas
- Konijn
- Mol
Reptielen, Amfibieën & Vissen (4 waargenomen)
- Bastaardkikker
- Bruine kikker
- Gewone pad
- Groene kikker (onb.)
Dagvlinders (28 waargenomen)
- Bruin zandoogje
- Groot dikkopje
- Groot koolwitje
- Hooibeestje
- Kleine ijsvogelvlinder
Libellen (9 waargenomen)
- Blauwe breedscheenjuffer
- Bloedrode heidelibel
- Bruine winterjuffer
- Gewone oeverlibel
Overige ongewervelden (63 waargenomen)
- Aardhommel-groep
- Coloradokever
- Gewone slobkousbij
- Grote groene sabelsprinkhaan
- Kegelbijvlieg
Vaatplanten (112 waargenomen)
- Akkerviooltje
- Bleke klaproos
- Duizendblad
- Gewoon biggenkruid
- Jacobskruiskruid
Overige (44 waargenomen)
- Bleek dikkopmos
- Gele korstzwam
- Gesnaveld klauwtjesmos
- Gewone haarmuts
- Gewoon haakmos
- In het gebied zijn diverse bomenlanen (onder andere bestaande uit winterlindes) aanwezig. Deze sluiten echter niet op elkaar aan, waardoor deze niet als corridor voor verschillende soorten kunnen fungeren. Verder ontbreekt het rondom veel percelen überhaupt aan elementen die zorgen voor verbinding tussen gebieden, bijvoorbeeld in de vorm van struwelen, houtwallen en bomenrijen.
- De meeste akker- en weilanden binnen het gebied worden intensief begraasd, bemest en/of bewerkt. Daarbij worden in veel gevallen chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt die plaagsoorten moeten voorkomen. De bodem raakt hierdoor uitgeput en het bodemleven verdwijnt. Vaak worden ook de randen van de akkers gemaaid en/of omgeploegd, waardoor geen ruimte overblijft voor flora en fauna. Dit is ook terug te zien in de waarnemingen, aangezien flora en fauna enkel aan de bosranden, akkerranden en wegbermen van dergelijke agrarische percelen waargenomen worden.
- Veel van de wegbermen die tegen eigendom aanliggen van particulieren, worden tevens veelvuldig bijgehouden en gemaaid door bewoners.
- Het totaal aantal waargenomen soorten is vanwege het intensief gebruik van het gebied als agrarisch land relatief laag.
- De natuurlijke graslanden met kruidenrijke vegetatie in stand houden en uitbreiden.
- Een andere kans is het stimuleren van biologische en/of natuurinclusieve landbouw.
- Ecologisch beheer en onderhoud toepassen bij de randen van de percelen. Dit kan middels extensief (sinus)maaibeheer. Hierbij is het van belang dat niet geklepeld wordt, het maaisel afgevoerd wordt en delen helemaal niet gemaaid worden.
- Verder kunnen corridors voor verschillende diersoorten gecreëerd worden met overhoekjes en terugbrengen van kleine landschapselementen. Kleine landschapselementen zijn bijvoorbeeld bomenrijen met inheemse soorten, struwelen en houtwallen. Een bijkomende kans hierbij is het verbinden van de landbouwgronden met het Natuurgebied het Areven. Dat momenteel volledig geïsoleerd ligt tussen landouwgronden.
De “Weerter-soort” van het gebied is de regenworm. Deze soort is gekozen als vertegenwoordiger omdat dit deelgebied het optimale leefgebied vormt. Net als alle anders soorten heeft de regenworm behoefte aan voedsel, voorplantingsplekken, veilige plekken om te rusten, vocht en verbindingen tussen de verschillende delen van het leefgebied. Als het goed gaat met de ambassadeur kunnen veel andere soorten meeliften op zijn succes.
- Vocht: in Nederland leven 22 soorten regenwormen. Allen zijn afhankelijk van voldoende vocht. Regenwormen zorgen voor goed beluchte en vruchtbare bodem. Zonder vocht kan de regenworm niet leven. Een hoge waterstand is nodig om de regenworm zijn belangrijke werk in de bovengrond te kunnen laten doen.
- Voedsel: regenwormen zetten plantaardig materiaal om in voedsel voor planten. Er zijn drie type regenwormen, soorten die in de strooisel laag leven, horizontale en verticale gravers. Laat voor de regenworm de bladeren en plantenresten op de grond liggen.
- Veiligheid: nadelig voor regenwormen zijn kerende grondbewerking en toepassing van drijfmest en kunstmest. Alle bodemdieren werken samen voor een vruchtbare bodem en goed gedraineerde bodem. Dit zijn ook de eisen die de landbouw stelt. Geef het bodemleven een kans om te laten zien hoe goed ze voor de boeren werken. Laat de natuur het werk doen.
De soorten die voor hun nestlocaties helemaal afhankelijk zijn van plekken onder de dakpannen of in spouwmuren verdienen onze aandacht. Ze zijn extra kwetsbaar op het moment dat we huizen renoveren of slopen. Een manier om deze soorten actief te beschermen is een Soortenmanagementplan (SMP). In dit deelgebied de volgende soorten relevant, om middels gebiedsgerichte maatregelen te beschermen:
- Huismus, niet geschikt
- Gierzwaluw, niet geschikt
- Dwergvleermuis, niet geschikt
- Laatvlieger, niet geschikt
Ben je benieuwd wat er op dit moment aan soorten wordt gezien?
Neem eens een kijkje op www.waarneming.nl. Hier vullen vrijwilligers hun waargenomen soorten in. Steeds meer mensen voeren in wat ze hebben gezien. Op die manier leren we welke soorten voor kunnen komen. Deze kennis vormt een basis voor bescherming van de biodiversiteit. Wil je zelf een bijdrage leveren of soorten leren kennen? Dan is er een app voor op je telefoon die aan de hand van foto's kan herkennen welke soort je hebt gezien. Kijk op obsidentify app).