Logo 'Ons Duurzaam Weert'.

Biodiversiteitskaart Stiloord en Lichtenberg

Kaart gemeente Weert met aangegeven deelgebied. Bekijk deze foto groter.

Kaart gemeente Weert met aangegeven deelgebied.

Gebiedskenmerken

  • Oppervlakte: 507ha
  • Functie: natuurgebied, landbouw, bewoning
  • Bodem: fijn lemig zand
  • Overige: natuurnetwerk, goudgroene natuurzone, zilvergroene natuurzone en bronsgroene landschapszone

Het Landschap

Ten zuidwesten van het centrum van Weert ligt het gebied Stiloord en Lichtenberg. Het gebied bestaat uit bos, moeras en landbouwgrond. Het Natuurnetwerk Nederland-deel bestaat uit droog bos voor de productie van hout. Verder liggen er ook bloemrijke akkers en graslanden.

Ontginning van moerassige gronden voor het geschikt maken voor landbouw is hier pas van start gegaan aan het begin van de twintigste eeuw. De bodem in dit gebied bestaat verder uit podzolgronden, gekenmerkt door de duidelijk gescheiden grijze, bruine en gele banden in het dwarsprofiel. Dit zijn onze oudste bodems, welke zijn ontstaan in het Vroeg-Holoceen op dekzand-bodems. Podzolgronden zijn niet geschikt voor akkerbouw, omdat de grond snel uitgeput raakt. In het verleden bestond het gebied grotendeels uit heide. Door successie en bosaanplant is nu voor-namelijk bos- en moerasgebied aanwezig zijn.

Aan de oostzijde van het gebied zijn de restanten van de voor-malige Weerterbeek zichtbaar. Deze beek voorzag de laken-industrie van het nodige water vanaf de late middeleeuwen. De functie van de Weerterbeek viel in de 20ste eeuw weg, waarmee ook behoud en beheer wegvielen. Door het intensiveren van de landbouw verdwenen grote delen van de beek. Het deel vanaf de Altweerderheide tot aan het gebied van de IJzeren Man is wél behouden

Graag iets minder intensief

Ten zuidwesten van het centrum van Weert ligt het gebied Stiloord & Lichtenberg. Het is een gevarieerd gebied met bos, akkers, graslanden, beken en enkele poelen. Bij ieder type habitat worden weer soorten waargenomen die daar kenmerkend voor zijn. Mogelijk verklaart deze diversiteit aan leefomgevingen ook waarom er veel Rode Lijst-vogel-soorten zijn waargenomen in het gebied: in totaal wel 24 soorten.

Het landbouwgebied met boerderijen waarnaast akkers en kleine bosjes liggen vormt leefgebied voor vogels zoals de veldleeuwerik, de grote zilverreiger, de geelgors en de spotvogel. De veldleeuwerik is ook één van de Rode Lijst-soorten. In de afgelopen jaren is deze soort sterk in aantal afgenomen, wat wordt veroorzaakt doordat land-bouw steeds intensiever wordt. Deze en de andere vogels zijn gebaat bij een gevarieerde leefomgeving met niet te veel menselijke invloeden.

Zoogdieren als ree, haas en vos maken gebruik van (de randen van) graslanden voor het zoeken naar voedsel. Reeën eten de zachte delen van planten en bomen, zoals de jonge blaadjes, knoppen en kruiden. In het bos kunnen reeën zich makkelijk verschuilen en daardoor zijn ze daar veel, maar ook in weilanden zijn ze soms te zien. Helaas is het bosleven wel een neveneffect van de intensifiëring van het gebruik door de mens. In rustige gebieden zijn reeën volop op weilanden te vinden.

Op de ruigere graslanden en houtwallen voelen sprinkhanen en vlinders als krasser, koevinkje en groot dikkopje zich thuis. Het groot dikkopje legt zijn eitjes op grassen zoals pijpenstrootje. Zonbeschenen gras is favoriet: in de zomer wordt soms zo hard door mannetjes om gunstig gelegen gras gestreden dat wij hun vleugels kunnen horen ritselen.

De akkers en graslanden worden door middel van bomenrijen verbonden met het omliggende bos- en moerasgebied. Deze bomenrijen vormen een corridor voor soorten om zich langs te verplaatsen of van de ene plek naar de andere te migreren. Voor de gewone dwergvleermuis zijn zulke bomenrijen van groot belang. Deze kleine vleermuis kan zich alleen door open land-schappen verplaatsen via lijnvormige structuren die het liefst ook beschutting tegen de wind bieden.

De meeste bomenrijen bestaan voornamelijk uit zomereik en een aantal rijen bestaan uit winterlindes en berk. De zomereik is gevoelig voor bezetting door eikenprocessierups, een beruchte rups met jeukende brandharen. Op een aantal plekken, onder andere aan de Herenvennenweg, zijn de bomen uit voorzorg afgeplakt met plakstrips. Goed bedoeld, maar erg onwenselijk omdat behalve processierupsen ook verschillende insecten en zelfs vogels en vleermuizen vast kunnen komen te zitten aan de plakstrips. Verder laten de eikenprocessierupsen vanwege de stress die zij ervaren vanwege het vastzitten extra brandharen vrij waardoor het probleem niet sneller wordt verholpen.

In de bosgebieden voelen zoogdieren als bosmuis, eekhoorn, bunzing en wezel zich thuis. Met name de bunzing en wezel marterachtigen houden van de geleidelijke overgangen tussen bos en open (wei)land met veel houtwallen en bosschages. Buiten de dekking van vegetatie zijn kleine marters erg kwetsbaar voor andere predatoren, zoals roofvogels. Tussen struiken door kunnen ze veilig op zoek naar hun eigen prooien.

Indringers in het bos!

Sommige vogels maken slim gebruik van jaarrond groene dennen. Onder andere de kuifmees en geelgors doen zich graag tegoed aan de zaden van naaldbomen. Jaarrond groen betekent wel minder licht op de bodem: daar komen schaduw-tolerante planten voor als het lelietje-van-dalen, de brede wespenorchis en de bosandoorn. Door aanplant is deels een monocultuur aan grove den aanwezig. De biodiversiteit zou ervan profiteren als een deel van de grove dennen gekapt wordt en andere inheemse bomen aangeplant zouden worden. Op deze manier wordt een gemengd bos gecreëerd. Gekapte bomen kunnen daarbij perfect als groeiplaats voor mossen dienen en als schuil- en voedselgelegenheid voor vele insecten.

Behalve inheemse soorten komen ook een aantal invasieve exoten voor in het gebied. Notoire 'indringers' zijn de Japanse duizendknoop, reuzenbalsemien en reuzenberenklauw. In de wateren komt ook de rode Amerikaanse rivierkreeft voor. Doordat deze soorten het (te) goed doen in Nederland is het gevaar dat zij op den duur inheemse soorten verdringen.

Restanten van de Weerterbeek

In het landschap is de beekloop van de Weerterbeek op enkele plekken nog bewaard gebleven. Deze stukjes beek vormen nu poelen. In combinatie met planten op de oevers en in het water ontstaat uitstekend leefgebied voor libellen. In totaal zijn wel 25 soorten libellen waargenomen in de Lichtenberg. De toepasselijk genaamde beekoeverlibel legt zijn eitjes in het water. De larven graven zich tussen waterplanten in het zand in, totdat ze volwassen zijn.

Ook de larven van schietmotten, kokerjuffers, zijn in het water gezien. Daar brengen ze het grootste deel van hun leven door: Schietmotten leven een jaar, maar zijn daarvan slechts 8 dagen daadwerkelijk als mot boven water. De rest van de tijd jagen ze onderwater als larve op ander water-beestjes. De doodskopzweefvlieg zet ook zijn eieren in water af, alleen zijn de larven niet geschikt voor het leven onderwater. De larven worden ook rattenstaartlarven genoemd. Ze hebben een gespecialiseerde dunne adembuis om mee adem te halen.

Specifieke planten gedijen ook goed in een natte omgeving. Het vlottend bies is, zoals de naam al zegt, een plant die matten maakt van zijn wortels en op het water drijft. Langs de oevers is als één van de eerste hoge bloeiende planten echte valeriaan te vinden. Ook al staat deze plant op de kant, hij groeit het beste in een zeer natte omgeving. Heel toepasselijk is tevens het moeras- en weidevergeet-me-nietje gezien op de oevers. Het weide vergeet-me-nietje is een ondersoort van de moerasvariant, en is een zeldzame verschijning in Nederland.

Omdat het water van goede kwaliteit is, komen er vele vis-soorten voor. Door inventarisatie van het waterschap Peel & Maasvallei is bekend dat onder andere de baars, de snoek en het vetje aanwezig zijn, vrij algemene soorten in Nederland. 

674 Waargenomen soorten

(zoals bekend in Nationale Databank Flora en Fauna)

Doodskopzweefvlieg (foto E. Witter). Geelgors (foto G.J. Assink). Impressie gebied (foto E. Schreurs). Meidoornhaag (foto E. Witter). Ree (foto M. de Haas). Reuzenbalsemien (foto E. Schreurs). Wezel (foto E. Witter).

(Klik op een afbeelding om deze groter te bekijken)

Vogels (168) waargenomen

  • Bonte vliegenvanger
  • Boompieper
  • Buizerd
  • Grasmus
  • Grote bonte specht

Vleermuizen (3 waargenomen)

  • Gewone dwergvleermuis
  • Gewone/grijze grootoorvleermuis
  • Laatvlieger

Zoogdieren (23 waargenomen)

  • Bosmuis
  • Bunzing
  • Eekhoorn
  • Egel
  • Haas

Reptielen, Amfibieën & Vissen (31 waargenomen)

  • Vetje
  • Baars
  • Bermpje
  • Blankvoorn
  • Brasem

Dagvlinders (34 waargenomen)

  • Boomblauwtje
  • Eikenpage
  • Groot dikkopje
  • Grote weerschijnvlinder
  • Kleine parelmoervlinder

Libellen (39 waargenomen)

  • Azuurwaterjuffer
  • Beekoeverlibel
  • Blauwe breedscheenjuffer
  • Bloedrode heidelibel
  • Bruine korenbout

Overige ongewervelden (507 waargenomen)

  • Doodshoofdzweefvlieg
  • Hommelbijvlieg
  • Kegelbijvlieg
  • Slipfopwesp
  • Witte reus

Vaatplanten (492 waargenomen)

  • Aardvederkruid
  • Grote ratelaar
  • Kale jonker
  • Grote kattenstaart
  • Dubbelloof

Overige (258 waargenomen)

  • Rafelig bekermos
  • Soredieus leermos
  • Dove heidelucifer
  • Ezelspootje
  • Gele aardappelbovist

  • De meeste akker- en weilanden binnen het gebied worden intensief begraasd, bemest en/of bewerkt. Daarbij worden chemische bestrijdings-middelen gebruikt die plaagsoorten moeten voorkomen. De bodem raakt hierdoor uitgeput en het bodemleven verdwijnt. Vaak worden ook de randen van de akkers gemaaid en/of omgeploegd, waardoor geen ruimte overblijft voor de plaatselijke flora en fauna. Bij de intensief in gebruik zijnde akkers zijn ook alleen waarnemingen van planten en dieren aan de randen en in de wegbermen van de agrarische percelen waargenomen.
  • Aan een aantal van de zomereiken zijn plakstrips tegen de eiken-processierups bevestigd. Behalve deze rupsen komen ook veel andere ongewervelden, vogels en vleermuizen vast te zitten aan deze plakstrips.
  • In het gebied zijn veel (invasieve) exoten aanwezig, die op ten duur inheemse soorten kunnen verdringen. Verder is in de bossen sprake van een dominantie aan grove den en zijn op verschillende plekken aangeplante sparren aanwezig.

  • De natuurlijke graslanden met kruidenrijke vegetatie dienen in stand te worden gehouden en waar mogelijk uitgebreid worden. Uitputting van de bodem wordt hiermee voorkomen of hersteld. Een verandering in agrarische bedrijfsvoering in de vorm van biologische of natuurinclusieve landbouw zou een zeer gunstig effect hebben op de biodiversiteit, doordat meer leefgebied voor planten en dieren ontstaat.
  • Het inzetten van vogelkasten voor mezen of het inschakelen van een hovenier kan slachtoffers van de plakstrips tegen de eikenprocessierups voorkomen.
  • Beheersmaatregelen gericht op het voorkomen van verdere verspreiding van invasieve exoten geeft minder verdringing kans van inheemse soorten.
  • Bewoners kunnen een steentje bijdragen aan de natuur in hun directe omgeving. Door ervoor te kiezen om de bermen in de buurt niet te maaien en tuinen in te richten met gevarieerde inheemse bomen, struiken en kruidachtige planten ontstaan voor insecten, vogels en dieren meer voedsel- en schuilmogelijkheden.

De “Weerter-soort” van het gebied is de wezel. Deze soort is gekozen als vertegenwoordiger omdat dit deelgebied het optimale leefgebied vormt. Net als alle anders soorten heeft de wezel behoefte aan voedsel, voorplantingsplekken, veilige plekken om te rusten, vocht en verbindingen tussen de verschillende delen van het leefgebied. Als het goed gaat met de ambassadeur kunnen veel andere soorten meeliften op zijn succes. 

  • Verbinding: de wezel gebruikt lijnvormige groene verbindingen in het landschap om zich te verplaatsen tussen leefgebieden. Behoud en breng kleine landschapselementen terug in het landschap, zoals houtwallen en singels. Bosjes, rietkragen en ruige randen in het landschap zijn ook goed. Gebruik snoeihout om takkenrillen te maken.
  • Voedsel: per dag staan één of twee muizen op het menu van de wezel. Maak composthopen van groen- en snoeiafval, dit trekt muizen aan. Maak het terrein niet te 'netjes', maar behoud zoveel mogelijk rommelige hoekjes zoals takkenhopen en tolereer bramen of brandnetels. Gebruik geen muizengif, dit krijgt de wezel dan ook binnen.
  • Voortplanting: de wezel heeft meerdere rustplaatsen in zijn territorium en paart meestal van februari-april. Zorg dat er meerdere geschikte verblijfplaatsen zijn binnen het gebied, dat kan middels bovenstaande maatregelen.

De soorten die voor hun nestlocaties helemaal afhankelijk zijn van plekken onder de dakpannen of in spouwmuren verdienen onze aandacht. Ze zijn extra kwetsbaar op het moment dat we huizen renoveren of slopen. Een manier om deze soorten actief te beschermen is een Soortenmanagementplan (SMP). In dit deelgebied de volgende soorten relevant, om middels gebiedsgerichte maatregelen te beschermen: 

  • Huismus, niet geschikt
  • Gierzwaluw, niet geschikt 
  • Dwergvleermuis, niet geschikt
  • Laatvlieger, niet geschikt

Ben je benieuwd wat er op dit moment aan soorten wordt gezien?

Neem eens een kijkje op www.waarneming.nl. Hier vullen vrijwilligers hun waargenomen soorten in. Steeds meer mensen voeren in wat ze hebben gezien. Op die manier leren we welke soorten voor kunnen komen. Deze kennis vormt een basis voor bescherming van de biodiversiteit. Wil je zelf een bijdrage leveren of soorten leren kennen? Dan is er een app voor op je telefoon die aan de hand van foto's kan herkennen welke soort je hebt gezien. Kijk op obsidentify app).

Logo van Econsultancy.

Cookiemelding Deze site gebruikt cookies. Info / uitzetten Deze site gebruikt cookies. Info / uitzetten