Logo 'Ons Duurzaam Weert'.

Biodiversiteitskaart Kettingdijk Wijffelterbroek Ringselven

Kaart gemeente Weert met aangegeven deelgebied. Bekijk deze foto groter.

Kaart gemeente Weert met aangegeven deelgebied.

Gebiedskenmerken

  • Oppervlakte: 496,84 ha
  • Functie: natuurgebied
  • Bodem: zand en veen
  • Overige: in beheer bij Natuurmonumenten

Het Landschap

Het gebied ‘Kettingdijk, Wijffelterbroek en Ringselven’ ligt in het zuidoosten van de gemeente Weert, tegen de Belgische grens aan. De locatie bestaat uit natuur en landbouwgrond en is in beheer door Natuur-monumenten. Het gebied is gelegen tussen het Kempens plateau en het eiland van Weert, waardoor dit gebied vroeger een grens-moeras was.

Ten behoeve van de landbouw werd dit gebied van 1870 tot 1960 ontgonnen.  Voor dit doeleinde werden afwateringskanalen, zoals de Raam, gegraven.  Deze waterloop vervoert water afkomstig vanuit Belgische landbouwgebieden en is dan ook vervuild met meststoffen. Dit heeft een negatief effect op het natuurgebied door verzuring, eutrofiëring watervervuiling. Door een aangepast beheer zijn de natte loofbossen weer terug. Daarnaast worden delen van het gebied begraasd om een kleinschalige mozaïek in vegetatiesamenstelling en - structuur te ontwikkelen.

Natuurmonumenten wil het moeraskarakter van het gebied gaan herstellen. Deels is dit al gebeurt: Door de Raam om te leggen, zal er geen afwatering (wat hier de belangrijkste oorzaak van verdroging is) meer plaats vinden in het gebied. Door zo kwel en neerslag te behouden zal het gebied natter worden en als klimaat-buffer gaan fungeren. Met name de moerasgebieden met veen en broekbossen zijn heel geschikt om deze functie te gaan vervullen. Het omleggen van de Raam zal de waterkwaliteit van het natuurgebied daarnaast ook ten goede komen.

Een grensgebied met verassend veel soorten

Vlakbij de grens met België ligt de Kettingdijk, Wijffelterbroek en het Ringselven. Dit gebied wordt gekenmerkt door een verscheidenheid aan landschapstypes en daarmee ook soorten. De smaken lopen van droge, voedselarme en kale landschappen tot volledig ontwikkelde natte bossen. Er zijn in dit gebied alleen al 169 soorten vogels waar­genomen. Verder komt meer dan 60% van de in Nederland waargenomen vlinder­soorten en meer dan 40% van de in Nederland waargenomen libellensoorten in dit relatief kleine gebied voor. Ook planten zijn erg goed vertegenwoordigd, van de 371 waargenomen soorten staan 18 planten zelfs op de Rode lijst van bedreigde soorten.

In de vochtige en schrale randen rond de plassen groeien plantensoorten als kleine zonnedauw en moeraskartelblad. Op deze plekken zoekt de kleine plevier naar insecten. Ook voor vogels die van plasdras situaties houden zoals de groenpootruiter en lepelaar is er genoeg voedsel en schuilgelegenheid aanwezig. Verder heeft dit gebied een belangrijke functie voor overwinterende vogels zoals kolganzen, grauwe ganzen en kieviten. Op de plassen zelf zijn watervogels als kuifeend en aalscholver te spotten. Veel soorten gebruiken het gebied niet om te broeden, maar om er te rusten en te eten.

Maar niet alleen voor vogels, ook voor libellen is dit gebied uitermate geschikt door de aanwezigheid van moerassen, sloten en vennen.

Hooibeestjes en oranje zandoogjes, gespecialiseerd op verschillende grassoorten, komen voor in de drogere weides. Vooral de kruiden- en faunarijke graslanden en de vochtige hooilanden, met bijzondere plantensoorten als bevertjes, zijn van uitermate hoge waarde voor de hoge aantallen vlindersoorten. Hier bloeit een diversiteit aan nectar houdende bloemen van het vroege voorjaar tot later in de zomer. Ook verschillende sprinkhaansoorten vinden hier beschutting tussen de gevarieerde begroeiing.  Zij zorgen voor een ware symfonie aan geluid in de zomer. Vogels zoals veldleeuwerik en kwartel vinden in deze weides voedsel en beschutting.

In de ruigtes bloeien meerjarige soorten zoals echte valeriaan en kattenstaart. In de bosranden leven vlinder­soorten als citroenvlinder en kleine ijsvogelvlinder, deze laatste soort is voor zijn bestaan afhankelijk van de (wilde) kamperfoelie. Op de schaduwrijke bosbodem groeien planten als dubbelloof en dalkruid en in de boomkruinen leven soorten als boomklever en kleine bonte specht. De wielewaal is een bijzonder opvallende bosvogel, die toch bijzonder moeilijk te spotten is, omdat hij zich hoog in het bladerdek schuilhoudt. De zang van deze vogel is echter zo kenmerkend dat hij zijn aanwezigheid toch verraad.

Een andere soortgroep die afhankelijk is van bos, en dan vooral van oud bos met veel holle bomen, zijn de vleermuizen. Uit dit gebied zijn weinig waarnemingen van deze soortgroep bekend, terwijl het wel een heel geschikt gebied is voor deze nachtwezens. Dit komt doordat het gebied veel verblijfsgelegenheid voor deze soortgroep biedt in de vorm van holle bomen. Het gebied is daarnaast door de grote diversiteit aan insecten en het donkere karakter perfect voor vleermuizen om te foerageren. Een bijzondere waarneming in het gebied is de waarneming van de op een zolder wonende Brandt’s vleermuis. Het waargenomen individu betreft een Belgisch dier dat door onderzoekers is voorzien van een zender.

Verassingen of stuifzandterreinen

Waar de Stramprooierheide en Areven poeltjes heeft die een belangrijke rol spelen voor de aanwezigheid van soorten, heeft de Tungelerwallen juist weer stuifzand verborgen liggen tussen de dennen-bomen. Als je kijkt naar zo’n zandvlakte denk je misschien dat er weinig kan leven. Maar er leven veel unieke planten en dieren. De meest bijzondere soort op de Tungelerwallen, en misschien wel de meest bijzondere van heel Weert, is IJslands mos. Dit korstmos komt nog maar in 7 plekken voor in Nederland en is ernstig bedreigd! IJslands mos groeit verschrikkelijk langzaam, namelijk maar 5 mm per jaar, dus snel verspreiden zit er ook niet in. Naast IJslands mos zijn er nog vele andere soorten, zoals de bijenwolf en de harkwesp, die afhankelijk zijn van open zandvlakten.

Om stuifzand soorten te behouden is actief beheer nodig. Want zonder ingrijpen veranderd het stuifzand in grasvelden of zelfs bos en verdwijnen vrijwel alle unieke soorten. Van alle karakteristieke diersoorten die grotendeels afhankelijk zijn van stuifzand, is ruim 80% een kwetsbaar tot ernstig bedreigd soort. Het stuifzand in de Tungelerwallen is dus een heel belangrijk leefgebied!

Kieskeurige klanten

Door de gevarieerdheid van het gebied komen er ontzettend veel soorten voor. Twee soorten die hoge eisen stellen aan hun leefgebied zijn de levendbarende hagedis en de gevlekte glanslibel. Hoewel ze beiden van vochtige gebieden houden, verschillen ze in de rest van hun eisen. Het venige karakter van het gebied maakt het een ideale plek voor de levendbarende hagedis. Daarnaast zijn er door de schrale terreindelen genoeg plekken voor deze koudbloedige soort om zich op te warmen. De levend­barende hagedis is eierlevendbarend, dit wil zeggen dat de eieren zich al in het lichaam van het vrouwtje ontwikkelen en vlak na het afzetten uitkomen. Hier is de naam van deze soort van afgeleid.

De gevlekte glanslibel heeft in Nederland een beperkt verspreidingsgebied. Ze zijn te vinden in galigaanvelden met gagel en riet. De larven zijn te vinden in petgaten die al enigszins zijn verland en omgeven door begroeiing. Kwel (opkomend grondwater) is een randvoorwaarde voor deze soort.

Nat, natter, natst

 Een bijzonder type habitat in dit gebied is het dynamisch moeras. Dit zijn moerassen die voorkomen op de overgang wat water naar land. Veel moerassen in Nederland zijn verloren gegaan doordat ze zijn ontgonnen of verveend. Ook een deel van het oorspronkelijke moeras in dit gebied is ontgonnen. Het resterende deel wordt daarnaast bedreigd door vermesting. Toch zijn er nog waardevolle stukken behouden gebleven. Alleen al door te kijken naar het aantal waargenomen soorten beginnend met de term ‘moeras’ (13 soorten planten en 7 soorten insecten), is te zien hoeveel diversiteit er in een moerasgebied aanwezig kan zijn. Kenmerken­de soorten van dit type moeras, zoals gevleugeld hertshooi, moeraswalstro en slangenwortel, komen dan ook in dit gebied voor. Met name in het Wijffelterbroek. Echte moerasvogels zijn ook goed ver­tegenwoordigd: de prachtige blauwborst, imposante lepelaar en mysterieuze waterral.

Een andere bijzonderheid aan dit gebied is dat er veen aanwezig is in de bodem. Veen ontstaat in moerassen, wanneer plantenmateriaal onder water komt te staan en bewaart blijft. Dit zorgt ervoor dat specifieke libellen, zoals de gevlekte glanslibel, in het gebied voorkomen. Ook de kleine zonnedauw, een vleesetende plant, is gebonden aan venen en vennen. Dit plantje vangt insecten aan zijn plakkerige haren die op de bladeren aanwezig zijn. De insecten worden vervolgens verteerd door enzymen in de sappen die deze haren afscheiden. Op deze manier vult dit plantje zijn dieet aan.

1301 Waargenomen soorten

(zoals bekend in Nationale Databank Flora en Fauna)

Gevlekte Glanslibel (foto H. Looman). Grote Weerschijnvlinder 1 (foto E. Witter). Grote Weerschijnvlinder 2 (foto E. Witter). Kleine Zonnedauw (foto E. Witter). Levendbarende Hagedis (foto E. Witter). Uitzicht Kettingdijk (foto N. Jannsen). Wielewaal (foto Istock).

(Klik op een afbeelding om deze groter te bekijken)

Vogels (169) waargenomen

  • Blauwborst
  • Houtsnip
  • Kleine bonte specht
  • Kleine plevier
  • Koekoek

Vleermuizen (2 waargenomen)

  • Brandts vleermuis
  • Gewone dwergvleermuis

Zoogdieren (18 waargenomen)

  • Bever
  • Bosmuis
  • Bunzing
  • Dwergmuis
  • Edelhert

Reptielen, Amfibieën & Vissen (20 waargenomen)

  • Alpenwatersalamander
  • Boomkikker
  • Driedoornige stekelbaars
  • Kleine modderkruiper
  • Levendbarende hagedis

Dagvlinders (33 waargenomen)

  • Bont dikkopje
  • Staartblauwtje
  • Eikenpage
  • Groot dikkopje
  • Grote vos

Libellen (43 waargenomen)

  • Beekoeverlibel
  • Bosbeekjuffer
  • Bruine korenbout
  • Bruine winterjuffer
  • Gevlekte glanslibel

Overige ongewervelden (557 waargenomen)

  • Gouden sprinkhaan
  • Gevlekte smalboktor
  • Limnephilus
  • Vierlijneendagsvlieg
  • Grofgestreepte glimslak

Vaatplanten (371 waargenomen)

  • Beemdkroon
  • Echte koekoeksbloem
  • Moerashertshooi
  • Wilde gagel
  • Kartuizer anjer

Overige (88 waargenomen)

  • Gewimperd veenmos
  • Gele aardappelbovist
  • Gewone knolparasolzwam
  • Voorjaarskluifzwam
  • Knolhoningzwam

 

  • Verdroging door drainerende werking waterlopen en onttrekkingen is een groot probleem in het gebied.
  • In het gebied komen veel (invasieve) exoten voor, zoals de grote waternavel, nijlgans, zonnebaars, Amerikaanse hondsvis en Noord-Aziatische modderkruiper. Exoten kunnen soms te goed gedijen in Nederland, waardoor ze inheemse soorten verdringen. Als het invasieve exoten betreffen kunnen het beste regulerende maatregelen getroffen worden om zo verdere verspreiding te voorkomen.
  • Vermesting en vervuiling (verslechtering waterkwaliteit) vanuit de omliggende landbouwgebieden vormen een groot risico voor de aanwezige waterlichamen. De aanwezige flora en fauna kunnen zich niet handhaven als de omstandigheden te sterk veranderen.

  • Bij nieuw verworven gronden kan eenmalig de fosfaat­verzadigde teelaarde worden afgegraven.
  • De toename moerasgebied en verbeteren kwaliteit van het moerasgebied is een kans waar Natuurmonumenten reeds op inzet.
  • Behouden kwelwater is van belang. Dit kan door af­watering naar andere gebieden te verminderen.
  • Extra ruimte voor natuurlijk bos, waardoor meer veerkrachtig leefgebied voor planten en dieren ontstaat.
  • Door koeien of paarden te laten begrazen zal er meer variatie in de vegetatiesamenstelling en structuur, wat goed voor de soortenrijkdom is.
  • Herstel van hydrologisch systeem met meer ruimte voor natuurlijke processen en verbetering van de waterkwaliteit levert meer kansen voor soorten.

De “Weerter-soort” van het gebied is de grote weerschijnvlinder. Deze soort is gekozen als vertegenwoordiger omdat dit deelgebied het optimale leefgebied vormt. Net als alle anders soorten heeft de grote weerschijnvlinder behoefte aan voedsel, voorplantingsplekken, veilige plekken om te rusten, vocht en verbindingen tussen de verschillende delen van het leefgebied. Als het goed gaat met de ambassadeur kunnen veel andere soorten meeliften op zijn succes.

  • Voortplanting: elke vlindersoort kent plantensoort(en) waar de rupsen op leven (de waardplant).  De waardplanten voor de grote weerschijnvlinder zijn voornamelijk boswilg en grauwe wilg. Het omvormen van productie bossen naar natuurlijke bossen met wilgen is goed voor deze vlinder.
  • Veiligheid: het voormaat rupsen van de grote weerschijnvlinder maakt dat het een populaire snack voor veel vogels is. Hang in geschikte biotopen geen nestkasten voor mezen op die de rupsen of poppen eten.
  • Verbinding: vlinders kunnen gebruik maken van groene verbindingen tussen de natuurgebieden. Verbind natuurgebieden door bomen te planten langs wegen en akkers en creëer in de ondergroei bloemrijke bermen.

De soorten die voor hun nestlocaties helemaal afhankelijk zijn van plekken onder de dakpannen of in spouwmuren verdienen onze aandacht. Ze zijn extra kwetsbaar op het moment dat we huizen renoveren of slopen. Een manier om deze soorten actief te beschermen is een Soortenmanagementplan (SMP). In dit deelgebied de volgende soorten relevant, om middels gebiedsgerichte maatregelen te beschermen:

  • Huismus, geschikt: nee    
    Gierzwaluw, geschikt: nee   
    Dwergvleermuis, geschikt: nee   
    Laatvlieger, geschikt: nee   

Ben je benieuwd wat er op dit moment aan soorten wordt gezien?

Neem eens een kijkje op www.waarneming.nl. Hier vullen vrijwilligers hun waargenomen soorten in. Steeds meer mensen voeren in wat ze hebben gezien. Op die manier leren we welke soorten voor kunnen komen. Deze kennis vormt een basis voor bescherming van de biodiversiteit. Wil je zelf een bijdrage leveren of soorten leren kennen? Dan is er een app voor op je telefoon die aan de hand van foto’s kan herkennen welke soort je hebt gezien. Kijk op obsidentify app).

Logo van Econsultancy.

Cookiemelding Deze site gebruikt cookies. Info / uitzetten Deze site gebruikt cookies. Info / uitzetten