Biodiversiteitskaart bedrijventerrein Moesdijk en omgeving
Gebiedskenmerken
- Oppervlakte: 36 ha
- Functie: bedrijventerrein
- Bodem: lemig fijn zandgrond
- Overige: grote bedrijfspanden
Het Landschap
Het bedrijventerrein Moesdijk is gelegen op een bodem van fijn zand. Door het historische gebruik als landbouwgrond bestaat de bovenste bodemlaag uit hoge zwarte enkeerdgronden en laarpodzolgronden. Beide bodemtypes worden getypeerd doordat ze uit fijn zand bestaan en ontstaan zijn door het gebruik van plaggen in de veestallen van boeren.
Moesdijk was voorheen een buurtschap van het dorp Leuken, bestaande uit boerderijen ten oosten van Weert. Het buurtschap ligt al sinds de 19e eeuw aan een autoweg en een spoorbaan. Zowel de autoweg als de spoorbaan lopen richting het oosten naar Roermond.
Over de jaren heen is Weert steeds verder uitgebreid, waardoor ook de behoefte aan ruimte voor bedrijfspanden buiten de bebouwde kom ontstond. Met de aanleg van nieuwbouwwijken in de jaren 80 is een bedrijventerrein ontstaan langs de autoweg de N280. Over de jaren heen zijn boerderijen aan weerszijden van de N280 vervangen door meer bedrijfspanden. Rond 2000 is het bedrijventerrein verder uitgebreid langs de N280 richting het oosten. Sindsdien is de omvang van het bedrijventerrein nagenoeg gelijk gebleven. Ten zuiden van het bedrijventerrein zijn nog steeds boerderijen aanwezig die bij de oorspronkelijke buurtschap Moesdijk horen, alleen hebben deze adressen geen status als buurtschap meer.
Bij-zonder divers
In Nederland leven wel 350 soorten bijen. De honingbij, de bekendste bijensoort, wordt in bijenkorven gehouden voor zijn honing. Andere bijen leven heimelijker en maken hun nest in de grond, in buisjes of in spleten. Het bedrijventerrein Moesdijk is in theorie uitermate geschikt voor bijen om tunnels in de bodem te graven omdat de bodem bestaat uit lagen zand. De grond moet daarvoor wel te bereiken zijn: de bodem van het bedrijventerrein is op vele plekken verhard met betonplaten, klinkers of asfalt.
Gelukkig zijn op sommige plekken de bermen erg droog en schraal, waardoor de bijen bij het zand kunnen komen én meteen wat te eten hebben. De grasbij en breedbandgroefbij zijn allebei bijensoorten die nesten maken in zanderige grond. Ze graven tunneltjes met één of meerdere nestcellen. Nestcellen bevatten klompjes stuifmeel met eitjes erop, zodat de larven van bijen meteen wat te eten hebben als ze uit het eitje komen. De bijen zelf eten nectar en stuifmeel van bloemen. De grasbij eet bij voorkeur bermplanten die met name groeien op schrale bodems, zoals Jakobskruiskruid of boerenwormkruid. Het bedrijventerrein heeft daardoor potentie om het perfecte leefgebied te vormen voor zandbijen.
Behangersbijen zijn ook gezien op het bedrijventerrein. Deze bijen graven niet zelf hun nest, maar gebruiken onder andere bamboestengels of gaten in vermolmd hout om hun eitjes in te leggen. De binnenkant van het buisjes wordt eerst 'behangen' met uitgeknipte stukjes blad of bloemblaadjes. Als een bij voorbij vliegt met een groot stuk blad dan is dit vrijwel zeker een soort behangersbij. Deze bijen eten graag van de bloemen van composietenfamilie, planten met samengestelde bloemen. Het is ook niet verassend dat schermhavikskruid is waargenomen op het bedrijventerrein, wat ook een composiet is.
Een vreemde eend in de bijt is de blinde bij. Deze soort lijkt precies op een honingbij maar kan niet steken omdat hij geen angel heeft. In tegenstelling tot zijn naam is de blinde bij een zweefvlieg. De blinde bij komt vrijwel overal in Nederland voor en legt zijn eitjes in stilstaand water. Het soort water maakt de blinde bij ook niet veel uit: het water mag ook sterk vervuild water of een mestput zijn.
Het bedrijventerrein vormt in de huidige staat een ongeschikte leefomgeving voor bijen die er leven of er doorheen willen vliegen. Bijen verplaatsen zich door van een bloem te eten en dan naar de volgende bloem door te vliegen. Als er te weinig eetbare bloemen zijn zal de bij niet genoeg energie hebben om door te gaan en ter aarde storten. Op het bedrijventerrein zijn strak gemaaide bermen en grasveldjes aanwezig waar geen bloemrijke planten kunnen opkomen. De bloemen die aanwezig zijn bij de aanwezige plantenbakken zijn uitheemse plantensoorten. Nederlandse bijen kunnen daar niet van eten, omdat bijen op Nederlandse bloemen zijn aangepast. Een paar goed geplaatste bloembakken met inheemse plantensoorten kunnen hier al het verschil maken voor de bij.
Tot grote hoogtes stijgen
Op het bedrijventerrein zijn geen waarnemingen gedaan van scholeksters en zwarte roodstaarten, maar de verwachting is dat deze vogels daar ook voorkomen. Scholeksters stonden vroeger bekend als weidevogels, maar zijn ondertussen zo veelvoorkomend op bedrijventerreinen dat ze als stadsvogels worden gezien. Grind op een plat dak kan net zo goed de gespikkelde eitjes camoufleren als een stukje strand of een weiland. Het nadeel van broeden op een gebouw is dat de scholekster-kuikens eraf kunnen vallen of dat er onvoldoende water aanwezig is. De zwarte roodstaart broedt in het buitenland in rotsachtige gebieden. In Nederland worden nissen in gebouwen daarvoor gebruikt. De zwarte roodstaart heeft de voorkeur voor hoge uitkijkposten om naar eten te zoeken. Ook dat is op een bedrijventerrein meer dan genoeg aanwezig. Voor beide vogelsoorten is het van belang dat in de directe omgeving genoeg eten te vinden is. Als het bedrijventerrein onvoldoende groene bermen en ruig begroeide percelen heeft zullen ze moeten uitwijken naar de omgeving, wat kostbare energie kost.
Rustig én ruig
Spoorlijnen kunnen mens én dier van A naar B brengen. De spoorlijn die langs het bedrijventerrein loopt doet ook dienst als dierensnelweg. Er komen geen mensen langs het spoor en de hoge begroeiing geeft dekking. Een steenmarter kan via een spoorlijn zich ongezien door zijn leefgebied verplaatsen. Steenmarters hebben diverse rustplaatsen in hun territorium. Dit kunnen lege zoldertjes zijn, stenenhopen of gaten in buitenmuren. Bedrijven-terreinen kunnen daardoor het beste niet te netjes zijn. Als er rommelige hoekjes zijn kunnen steenmarters zich daar verschuilen. Met bijkomend voordeel dat steenmarters op de muizen en ratten zullen gaan jagen.
In de periode tussen sloop en nieuwbouw op een bedrijventerrein in gebeurt iets moois. Als een gebouw gesloopt is en de grond nog vers, kunnen zaadjes van planten uit de omgeving aan komen waaien. Deze plantensoorten koloniseren het terrein en worden opgevolgd door struiken. Dit soort terreintjes zijn van groot belang voor de plaatselijke natuur. Veel bijen maar ook vlinders en andere insecten eten van de bloemen die daar groeien. Konijnen en muizen kunnen zich tussen de begroeiing verschuilen. Vogels zoals de grasmus komen alleen voor op zulke verwilderde terreintjes. Zodra het te netjes wordt verdwijnt de grasmus weer. Tijdelijk braakliggende percelen zijn van groot belang voor de plaatselijke natuur. Zonder deze percelen zouden soorten als de grasmus nergens terecht kunnen, en zou het leefgebied van veel dieren veel kleiner zijn.
Daarbij komen de plantensoorten rapunzelklokje en weideklokje in het weinige groen op dit bedrijventerrein voor. Beide soorten zijn zeldzaam en groeien in grazige, weelderig groene gebieden. Een extra reden om het beheer zeker niet te strak te houden!
31 Waargenomen soorten
(zoals bekend in Nationale Databank Flora en Fauna)
Vogels (45) waargenomen
- Ekster
- Grasmus
- Groene specht
- Holenduif
- Houtduif
Vleermuizen (0 waargenomen)
Zoogdieren (3 waargenomen)
- Mol
- Steenmarter
Reptielen, Amfibieën & Vissen (0 waargenomen)
Dagvlinders (1 waargenomen)
- Kleine vos
Libellen (0 waargenomen)
Overige ongewervelden (6 waargenomen)
- Bessenwants
- Blinde bij
- Breedbandgroefbij
- Grasbij
- Megachile
Vaatplanten (14 waargenomen)
- Bezemkruiskruid
- Bonte wikke
- Gewone reigersbek
- Hazenpootje
Overige (0 waargenomen)
- Het groen voor de winkels draagt niet bij aan de natuur. Voor sommige winkels staan tropische planten, waar insecten niet van kunnen eten. Voor de Meubel Outlet staan grote oranje plantenpotten die zelfs helemaal leeg zijn.
- De scholeksters nemen sterk in aantal af en dat heeft te maken met dat broeden op platte daken niet optimaal is. De daken hebben onvoldoende schaduw en water, en door het ontbreken van hekjes vallen de jongen soms van het dak af (wat ze niet overleven).
- Het bedrijventerrein is grotendeels verhard. Dit vormt een risico met het oog op klimaatverandering. Bij extremer weer zal de bebouwing erg warm worden en zal water niet goed afgevoerd kunnen worden. Door zoveel mogelijk oppervlakte onverhard te maken of groen aan te brengen ontstaat een grotere bufferkracht. Denk bijvoorbeeld aan sedum op daken, beplanting op gevels of tegels vervangen door halfverharding.
- Door insectenhotels op te hangen kunnen de behangers-bijen gestimuleerd worden. Ook hommels, vlinders en andere insecten kunnen profiteren van bijenhotels.
- Gebruikmaken van inheemse soorten in plantenbakken.
- Aansluitend op de bijenhotels zijn ruige bermen van groot belang. Door deze extensief en ecologisch te beheren krijgen inheemse plantensoorten de ruimte.
- Aanleggen van bijenheuvels waar zandbijen gebruik van kunnen maken.
- Braakliggende terreinen vormen geschikte plekken voor pionierssoorten.
- Platte daken met grind kunnen scholekster-vriendelijk gemaakt worden door de daken te voorzien in een bak water, een afdakje en een hek rondom de dakrand.
- Aanleggen van groene en bruine daken en verharding vervangen door groen en halfverharding.
De “Weerter-soort” van het gebied is de mol. Deze soort is gekozen als vertegenwoordiger omdat dit deelgebied het optimale leefgebied vormt. Net als alle anders soorten heeft de mol behoefte aan voedsel, voorplantingsplekken, veilige plekken om te rusten, vocht en verbindingen tussen de verschillende delen van het leefgebied. Als het goed gaat met de ambassadeur kunnen veel andere soorten meeliften op zijn succes.
- Voedsel: pegenwormen zijn het belangrijkste voedsel van de mol. Per dag eet hij 50% van zijn eigen gewicht. Een gezonde bodem is een voorwaarde voor de aanwezigheid van de mol. Zorg bij tijdelijke braakligging voor zo min mogelijk grondbewerking. Haal onnodige verharding weg.
- Veiligheid: mollen worden als schadelijk ervaren. Niet overal treedt overlast op bij aanwezigheid van de soort. Bestrijd de mol niet op het bedrijventerrein. De mol kan er geen kwaad. De mol is een territoriaal dier. Zodra ergens een mol wordt verdreven of gedood zal er spoedig een nieuwe mol het lege territorium bezetten.
- Veiligheid: jonge mollen hebben onvoldoende kracht om een gang te graven. Jonge mollen leven een tijdje bovengronds tot ze voldoende graafkracht hebben opgebouwd. Ze dan erg kwetsbaar voor verkeer. Zie je een mol op een weg kruipen, raap hem bij het nekvel op en zet hem op een veilige plek.
De soorten die voor hun nestlocaties helemaal afhankelijk zijn van plekken onder de dakpannen of in spouwmuren verdienen onze aandacht. Ze zijn extra kwetsbaar op het moment dat we huizen renoveren of slopen. Een manier om deze soorten actief te beschermen is een Soortenmanagementplan (SMP). In dit deelgebied de volgende soorten relevant, om middels gebiedsgerichte maatregelen te beschermen:
- Huismus
- Gierzwaluw
- Dwergvleermuis
- Laatvlieger
Ben je benieuwd wat er op dit moment aan soorten wordt gezien?
Neem eens een kijkje op www.waarneming.nl. Hier vullen vrijwilligers hun waargenomen soorten in. Steeds meer mensen voeren in wat ze hebben gezien. Op die manier leren we welke soorten voor kunnen komen. Deze kennis vormt een basis voor bescherming van de biodiversiteit. Wil je zelf een bijdrage leveren of soorten leren kennen? Dan is er een app voor op je telefoon die aan de hand van foto's kan herkennen welke soort je hebt gezien. Kijk op obsidentify app).